UIT WELKEN HOEK WAAIT DE WIND?
Niet alleen ‘t Haantje van den toren vertelt het.
Amsterdam bezit windwijzers in velerlei vorm en gedaante. – Waarom geniet de haan de voorkeur?
Het is van ouds een wensen van de menschheid geweest te weten uit welken hoek de wind waait. Dat kan men figuurlijk opvatten, doch wij bedoelen het letterlijk. En ondanks alle weerberichten, die ons zelfs inlichten hoe de wind vermoedelijk worden zal en of hij zacht of hard, warm of koud zal zijn, zoekt het Amsterdamsche oog toch het eerst den windwijzer.
De windwijzer hoog boven op den toren, dezelfde die onzen grootvaders en betovergrootvaders vertelde uit welken hoek de wind blies. De hoofdstad houdt er een uitgebreide collectie wijzers op na. De hoogere luchtlaag boven de huizen is zelfs druk bevolkt met draaiende dieren, waarvan de haan nummer een is. De hoogste hanen zijn op den Wester-, op den Oudekerks- en Zuidertoren. Zij zijn inderdaad boven alles verheven en kennen slechts een lastgever: den wind.
Waarom bij voorkeur een haan voor aanwijzing van de windrichting dient? Niemand kan dat met zekerheid zeggen. Grappenmakers beweren dat men een haan en geen kip heeft genomen omdat, als er een kip op den toren stond, de koster telkens naar boven zou moeten klimmen om de eieren te halen.
Waarschijnlijker in elk geval is de verklaring, dat de haan het symbool is van de waakzaamheid, de aankondiger van een nieuwen dageraad. Op oud-Egyptische gedenkteekens komt hij niet voor, daarentegen wel op de Babylonische die hem voorstellen als de god des lichts, als de wachter, die door zijn gekraai de booze geesten van den nacht verdrijft en de zon weer boven den horizon doet verschijnen. De groote torens vertoonen aan hun spits nog andere symbolieken. Zoo is daar het kruis, het zinnebeeld van Christus, en de gouden bal. de volmaaktheid voorstellende.
Het zou zeer onredelijk zijn kwaad te spreken van de Amsterdamsche weerhaantjes. Want geen dier in de hoofdstad is gesoigneerder dan deze blinkende beestjes, die rustig en voornaam op onze torens zitten.
Tienduizenden oogenparen staren dagelijks naar de torenspitsen, ten einde daar de verwezenlijking van wenschen te lezen. De schaatsenrijder ziet den haan graag oostwaarts gaan de zeeman staart met bezorgdheid naar den Chantecler (haan uit toneelstuk van Ed. Rostand, 1910) wanneer hij een krimpenden wind aangeeft, terwijl de zieke bij voorjaarswind den staart het liefst naar het noorden en den kop naar het zuiden ziet.
Naar ‘t Haantjen van den toren keek met droeven glimlach éen, ‘t blonk in de blaauwe lucht en wees naar ‘t koeie Zuiden heen.
Aldus zeide lang geleden P. A. de Genestet in ,.Het Hoofdig Haantjen”.
De Montelbaanstoren heeft geen haan. Vermoedelijk draagt hij in de spits een zeemeerman of een vrouwelijk exemplaar, een zeemeermin. En iets meer westwaarts vertoont de Schreierstoren een zeventiende-eeuwsch schip. Ook de windwijzer van het Stedelijk Museum stelt een schip voor, een breed, zwaar vaartuig. Dit is een der vier windwijzers van het oude Admiraliteitsgebouw. Twee er van bevinden zich in het Waaggebouw, de vierde is niet meer te vinden. De Paleiskoepel op den Dam Is bekroond door het bekende trotsche Koggeschip, waarin twee zeelieden gezeten zijn. Dit schip is er later opgezet: de oorspronkelijke windwijzer was anders. Boven den groenen koeepel van de Ronde Luthersche Kerk aan het Singel troont de zwaan. De zwaan is het symbool der Luthersenen. Johannes Huss, die in 1415 als ketter verbrand werd, moet, alvorens hij den brandstapel tegemoet ging, gezegd hebben: nu verbrandt gij een gans (de naam Huss beteekent gans), doch na mij zal een zwaan komen. Met deze woorden zou hij Luther bedoeld hebben.
In de oude stad verder rondkijkend zien wij op den hoofdtoren van het postkantoor als windwijzer een paard, waarop een ruiter zit, die den posthoorn blaast. Het torentje van het Stadhuis draagt een zeemeerman, vermoedelijk afkomstig van het oude Ceciliënklooster dat daar stond. Ongeveer een zelfde half mensch. half visch kunt ge vinden op het gebouw van De Buggy aan het Rokin. Een draak met open bek is aangebracht op een der torens van het Koloniaal Instituut aan de zijde van de Linnaeusstraat. Het ornament op den anderen toren staat vast en is dus geen windwijzer. Het aantal windwijzers in den vorm van vlag of vaan is ontelbaar. Er zijn ook eenige vreemde exemplaren. Zoo heeft een vischhandelaar in de Cornelis Schuytstraat een kabeljauw als windwijzer op zijn kapelletje aangebracht. Aan den Nieuweweg in Watergraafsmeer wijst een heimachine de windrichting aan, terwijl aan het Centraal-Station de richting wordt aangegeven op een wijzerplaat. Zoo zijn ze er in velerlei vorm en gedaante. Maar de verhevenste blijft toch die van den Westertoren, die met bal en kruis in vroeger jaren al eens naar beneden is gekomen. Chantecler schijnt er weer tegen op geklauterd te zijn!